Krijg de kleren!
Wij waren als kinderen niet verwend met merkkleding, zo kan
ik me nog herinneren dat ik in mijn hele jeugd maar één merk spijkerbroek heb
gedragen. En daar heb ik nog strijd voor moeten leveren ook.
We hadden het gewoon niet echt breed in mijn jongste jaren,
en lieten het dan ook vooral niet breed hangen.
Zo droeg ik veel zelfgemaakte jurkjes, want mijn nicht was
een kei op de naaimachine, en als ik al iets nieuws kreeg droeg ik het af
totdat het echt niet meer ging.
Dat zit nog steeds in mijn karakter.
Schoenen
heb ik wel, het zou gek zijn als ik op blote voeten over straat zou lopen.
Maar
de drie paar die ik bezit loop ik echt helemaal op totdat de zool er bijna
onder uit valt.
Ook mijn truien en broeken gaan dezelfde weg door mijn leven.
Ik kan er niets aan doen.
Voor mij dus geen kasten vol, dat kan mijn linker of
rechter hersenhelft niet aan. Die raken ervan in de war.
Zo heb ik nu twee
spijkerbroeken die ik gewoon om de beurt draag. Geen vier, geen zes, maar twee.
Dat is genoeg, ik kan er toch niet meer aan dan 1 tegelijk.
En ook heb ik maar twee truien die ik afwissel, en soms komt
er dan ineens een derde bij. Die zie ik ergens hangen in een winkel, en die vind
ik mooi, maar ik had hem net zo goed kunnen laten hangen. Want het is een
ondergeschoven kindje in mijn kledingkast.
Hij blijft daar ondergeschoven liggen zijn, totdat ik me
er aan ga ergeren dat ik hem nooit draag.
Dan leg ik hem steeds verder naar
achteren zodat ik hem maar niet hoef te zien en me schuldig moet voelen dat ik
iets overbodigs heb gekocht. En hij eindigt in de zak van Max. Totale
verspilling dus van mijn kant.
Nu heb ik net een prachtig nieuw vest gekocht.
Zo’n kleurrijk geval uit Nepal of zoiets, en die zit me zalig, ik draag hem
zo vaak ik kan, zodat mijn andere twee truien me vals aankijken vanuit de kast.
Die denken ook: “Komt me zo’n buitenlands geval binnendringen , wat moeten we
ermee.”
En ik hoor ze dat gewoon denken. Dus nu durf ik hem niet in
die kast te hangen. Want stel je voor dat ze hem wat aandoen. Jaloezie kent
geen grenzen, dat weten we allemaal.
Oké, nu draaf ik door. Maar dat is mijn fantasie, die kent
soms ook geen grenzen.
Maar ik woon nu dus in mijn nieuwe vest en ik vind het
heerlijk. Zolang hij me past en niet krimpt in de was of uit elkaar valt blijf
ik dat ook doen. Ik doe er niemand kwaad mee, behalve mijn oudere truien die nu
afgedankt hangen te mokken in de kast.
Kleren maken de man luid het spreekwoord, niet de vrouw
schijnbaar want daar is geen spreekwoord voor gemaakt. Dus voel ik me veilig.
Mijn jongste zoon is het daar totaal niet mee eens want hij is de modegek van
de familie. Hij draagt dan ook de nieuwste en duurste merken aan zijn lijf. En
van mij mag hij, want ik hoef het niet te betalen. Het kind woont al lang op zichzelf
dus kan hij doen en laten wat hij wil. Al loopt hij in aluminium folie rond.
Het enige nadeel van mijn kledingkeuze is wel, dat als er
plotseling iemand in de familie besluit een groot feest te geven ik voor mijn
kast sta en daar niets hangt of ligt wat voldoet aan de eisen van een dergelijk
feest. Dan raak ik even in paniek en ga snel online shoppen.
Een groot voordeel
van de vooruitgang vind ik dat.
Nooit meer in een veel te krap pashokje hoeven
staan vind ik bepaald geen straf.
Meer nog ik vind het heerlijk, er ging een
wereld voor me open, de eerste keer dat ik via Internet mijn kleding uit ging
zoeken.
Alleen kleefde daar ook weer een enorm groot nadeel aan.
Ik raakte niet uitgezocht. Teveel, veel teveel aanbod van de
leukste kleding schoof aan mijn ogen voorbij.
Dus besloot ik meerdere dingen
tegelijk te bestellen, en terug te sturen wat niet leuk en lekker zat. Nou dat
heeft de buurt geweten.
Iedere dag stond er wel weer een ronkend busje in de
straat die mijn pakjes af moesten geven of op kwamen halen.
Het ene zat te
wijd, het andere te strak, en wat een troep zat er ook tussen.
Zo heb ik truien
en shirts gepast die allemaal van dat doorzichtige materiaal gemaakt waren, dat
wil je toch niet?
Ik wil stevige stof aan mijn lijf, geen materiaal wat al bij
de eerste pasbeurt bijna doormidden scheurt.
De lol was er dus snel vanaf en na een week keerde de rust
in de straat terug.
De hele buurt slaakte een zucht van opluchting.
De familie moest het dus maar doen met wat ik had, een oude
slobbertrui en spijkerbroek.
Nu voel ik me toch altijd het fijnste in mijn oude kloffie,
en dat zie je aan me.
Geef me een mantelpakje met hoge hakken, en ik ben de
ongelukkigste mens die er rondloopt.
Of rondwankelt moet ik zeggen, want ik kan niet lopen op die
dingen.
En waarom kwellen sommige vrouwen zichzelf met schoenen die
je voeten laten schreeuwen van de pijn?
"Om mooi te zijn", zeggen ze dan. Voor
wie, voor een ander? En wat levert je dat dan op? Dat je niet jezelf bent en
dat die ander je dus mooi vind om wie je niet bent.
Dat houd je toch nooit vol, een heel leven lang niet jezelf
zijn?
Het mag van mij hoor, maar je doet jezelf zoveel tekort. Er gaat dan
zoveel liefde en oprechtheid aan je voorbij.
Ik geniet liever van mensen om me heen die me nemen zoals ik
ben. Waarbij ik geen toneel hoef te spelen. Die me ook leuk vinden als ik
onopgemaakt en onderuitgezakt op de bank hang in mijn oudste kleren. Die me
laten lachen en soms huilen. Meer nog die sámen met me kunnen lachen en huilen.
Dat is echt genoeg voor mij en laat de rest maar "de kleren"
krijgen.