11 augustus 2022

Vintage verhalen








Aan de was


We waren thuis één van de laatsten in de straat die een wasmachine kregen
Dus de was werd bij ons nog erg provisorisch ( wow wat een gaaf woord! Moet je eens tien keer achter elkaar zeggen, kun je lachen) gedaan, precies met de hand.

Eerst zette mijn moeder een enorme zinken ketel op het gas en gooide daar een half pak Biotex Blauw in, dat was de voorwas.

En gij geleuft dà! Welnee, een voorwas? Daar deed ze niet aan. Op de hand zeker!

Nee hoor, ze propte er de hele was in en ging aan het roeren, met de pollepel.
Ik hoop trouwens niet dat ze die ook gebruikte tijdens het koken. Getsie! Het idee alleen al!
Al hoewel dat wel zou verklaren waarom wij vaak van die bubbels in de soep hadden…

Maar goed, daar ging ze dus, draaien, draaien, draaien, tot ze er scheel van zag.
Volgens mij moest ze ook nog op een stoel gaan staan anders kon ze er niet eens fatsoenlijk bij.
Dan werd de boel aan de kook gebracht en begon het sop te borrelen. Het hele huis ( meer nog, de hele straat) verging van de stank op dat moment.
Je moet je nl voorstellen dat er vieze sokken, onderbroeken, zakdoeken en meer van dat soort was in die ketel ging.

Als wij tussen de middag van school thuis kwamen was ze nog steeds aan het roeren in die pan. En nee, wij dachten echt niet dat dat de soep was voor de maaltijd.
Pa kwam ook iedere middag thuis tussen de middag en roerde dan ook nog een stief ketierke mee zodat ma de tafel kon dekken voor het eten ( Een lunch kenden wij thuis niet)

Het eten op maandag was altijd vrij simpel, omdat we geen gaspit meer over hadden door die ketel.
Dus werd het vaak een boterham met restjes, die we er koud bij kregen.
“Het gaat toch allemaal in één maag”zei pa dan vrolijk.

Maar als we s’middags, na school, dan weer thuis kwamen, om 4 uur, moest pa de ketel van het vuur tillen, en ging het de trap op naar boven. Daar stond een ronde badkuip van steen, waar alles in werd gegooid.
En toen moesten, (nou ja..moesten is een groot woord) wij ook naar boven want de was moest gewrongen worden in een echte ouderwetse wringer, dus met de hand…pffffff wat een rotkarwei was dat zeg.
Dan mocht ik, toen vond ik dat nog lollig, haar helpen met wringen door te draaien aan de slinger, maar omdat ik daar echt geen kracht voor had mochten de jongens me helpen.
Nou dat helpen sloeg dus echt nergens op. Want Bennie had nog minder kracht dan ik en Eddie was veel te klein.

Ma deed dus het leeuwendeel. Pa zat beneden de krant te lezen of te schilderen in de kelder of op zolder, of aan zijn fiets te prutsen, of achter de vrouwen aan, weet ik veel, maar die was er dus niet om te helpen.


Na het wringen kwam de centrifuge aan de beurt. Ja, dat was de enige concessie die mijn vader had gedaan. ( Ze hadden hém aan die was moeten zetten, eens kijken of hij dan niet snel een wasmachine aan had geschaft! Wat een slavenarbeid zeg!) En dan vergeet ik nog het wasbord, wat ma ook vaak moest gebruiken voor zíjn vieze overkleren.

Nou was die centrifuge helemaal een ramp, want er zat steeds teveel in, en dan begon dat ding ineens keihard te bonken zodat je je eigen wezenloos schrok. Ma moest hem dan weer uitzetten, en alles er van voor af aan in proppen. Na drie keer bonken had Pa het in de gaten, waar hij dan ook zat, en kwam boos naar boven gestommeld.
“Je stopt dat ding veuls te vol, laat mij dà maar eens doen.”
En daar ging mijn vader, die nooit een centrifuge had aangeraakt, aan de slag.

Het lukte hem gelukkig ( Stel je voor!) ook niet. Dat kwam omdat dat rotding gewoon versleten was…
Maar pa was eigenwijs en bleef doorgaan met was er in proppen en eruit halen en weer er in proppen.
Net zolang tot de vonken er ineens van af sloegen en de stop sprong zodat we daar in het donker op een kluitje in de badkamer stonden, en die was al niet zo groot…

“Gloeiende gloeiende hemeltergende gloeiende!”

Ik heb nooit geweten wat dat betekende, maar feit was wel dat er om half 11 de volgende ochtend een grote vrachtwagen van “Bauknecht” onze straat inreed, met onze eerste gloednieuwe wasmachine.