11 juni 2015

Alle gekheid op een stokje



Waar komen toch al onze gezegden en uitdrukkingen vandaan vraag ik me vaak af, en omdat ik het wel leuk vond om er meer over te weten te komen heb ik er een aantal opgezocht met hun oorsprong en betekenis.
Altijd leuk om te weten, toch?


Zo is het gezegde "Alle gekheid op een stokje." afkomstig van de Zotskolf van een nar.
De zotskolf was een stok met een kop er bovenop. De kop leek op een nar inclusief de narrenmuts en de belletjes.
Het gezegde zelf betekend: "En nu weer terug naar de ernst van de zaak."

"Nu komt de aap uit de mouw" komt van vroegere grappenmakers die echt een aapje in hun mouw verstopten en dan tevoorschijn lieten komen om de mensen te laten lachen.

De betekenis is: " Nu blijkt wat echt de bedoeling is."

En dan deze:
"De baby met het badwater weggooien." 

De uitleg is eigenlijk simpel.
Vroeger was het normaal dat men, om zich te wassen, in een grote teil ging.
Eerst de vader, daarna de zoons, dan de moeder en vervolgens de dochters. De baby was als laatste aan de beurt. En het water was dan al zo vies dat je er makkelijk iemand in kon kwijtraken.

De betekenis is: "Het goede samen met het slechte weggooien."

De volgende is er eentje waar niet veel mensen de oorsprong van kennen.

"Weten waar Abraham de mosterd vandaan haalt."

Abraham van het oude testament haalde mutsaards ( wat takkenbos betekend) voor het vuur waar hij zijn zoon op zou offeren. Later is het woord mutsaard vervormd tot mustaard en nog later tot mosterd. Het betekend:  "Er alles van af weten."

God nam trouwens het offer gelukkig niet aan van Abraham maar wilde alleen de liefde van Abraham testen.

Ik hou wel van al die uitdrukkingen en gezegden omdat het ook iets zegt over de geschiedenis van onze taal en onze cultuur.

Ook in andere landen hebben ze natuurlijk uitdrukkingen en gezegden zoals  deze bekende uit Engeland:
"It's raining cats and dogs."

De oorsprong komt van het oude Engeland waar de huizen koud waren en de dieren, zoals muizen, ander ongedierte en katten zich warm hielden onder het rieten dak. Als het dan hard regende gebeurde het wel dat de dieren er uit vielen  omdat het glibberig werd en het net leek alsof ze uit de lucht kwamen vallen.
 De betekenis is natuurlijk duidelijk. "Het regent enorm hard."

En zo zeggen wij, "wat een vreemde vogel" voor iemand die we raar vinden, maar de Fransen zeggen:
"Drôle de Zèbre" wat betekend: "Gekke zebra."

En zeggen wij: "Een kikker in de keel hebben." 
De Fransen zeggen: "Avoir une chat dans la gorge." Wat betekend: "Een kat in de keel hebben." Dat lijkt me toch iets lastiger slikken, maar enfin, zo heeft ieder land zijn eigen gekheden.

De Ieren zeggen in het Gaelic:


"Cad a dhéanfadh mac a' chait ach luch a mharú?"
Wat betekend: "Wat anders zou de zoon van de kat moeten doen, dan een muis doden."

Wij zeggen in dat geval: "Zo vader, zo zoon."

En om het geheel af te sluiten eindig ik met een Vlaams gezegde:

" 'T is all niet dat oar snien, 't is all die kruljes legn."

Wat betekend: "Als je aan iets begint moet je het ook afmaken."

En daar kan ik me alleen maar bij aansluiten.

19 maart 2015

Krijg de kleren!


Wij waren als kinderen niet verwend met merkkleding, zo kan ik me nog herinneren dat ik in mijn hele jeugd maar één merk spijkerbroek heb gedragen. En daar heb ik nog strijd voor moeten leveren ook.
We hadden het gewoon niet echt breed in mijn jongste jaren, en lieten het dan ook vooral niet breed hangen.
Zo droeg ik veel zelfgemaakte jurkjes, want mijn nicht was een kei op de naaimachine, en als ik al iets nieuws kreeg droeg ik het af totdat het echt niet meer ging. 
Dat zit nog steeds in mijn karakter. 
Schoenen heb ik wel, het zou gek zijn als ik op blote voeten over straat zou lopen. 
Maar de drie paar die ik bezit loop ik echt helemaal op totdat de zool er bijna onder uit valt. 
Ook mijn truien en broeken gaan dezelfde weg door mijn leven. Ik kan er niets aan doen. 
Voor mij dus geen kasten vol, dat kan mijn linker of rechter hersenhelft niet aan. Die raken ervan in de war. 
Zo heb ik nu twee spijkerbroeken die ik gewoon om de beurt draag. Geen vier, geen zes, maar twee. Dat is genoeg, ik kan er toch niet meer aan dan 1 tegelijk.
En ook heb ik maar twee truien die ik afwissel, en soms komt er dan ineens een derde bij. Die zie ik ergens hangen in een winkel, en die vind ik mooi, maar ik had hem net zo goed kunnen laten hangen. Want het is een ondergeschoven kindje in mijn kledingkast.
Hij blijft daar ondergeschoven liggen zijn, totdat ik me er aan ga ergeren dat ik hem nooit draag. 
Dan leg ik hem steeds verder naar achteren zodat ik hem maar niet hoef te zien en me schuldig moet voelen dat ik iets overbodigs heb gekocht. En hij eindigt in de zak van Max. Totale verspilling dus van mijn kant. 

Nu heb ik net een prachtig nieuw vest gekocht. Zo’n kleurrijk geval uit Nepal of zoiets, en die zit me zalig, ik draag hem zo vaak ik kan, zodat mijn andere twee truien me vals aankijken vanuit de kast. Die denken ook: “Komt me zo’n buitenlands geval binnendringen , wat moeten we ermee.”
En ik hoor ze dat gewoon denken. Dus nu durf ik hem niet in die kast te hangen. Want stel je voor dat ze hem wat aandoen. Jaloezie kent geen grenzen, dat weten we allemaal.
Oké, nu draaf ik door. Maar dat is mijn fantasie, die kent soms ook geen grenzen.
Maar ik woon nu dus in mijn nieuwe vest en ik vind het heerlijk. Zolang hij me past en niet krimpt in de was of uit elkaar valt blijf ik dat ook doen. Ik doe er niemand kwaad mee, behalve mijn oudere truien die nu afgedankt hangen te mokken in de kast.

Kleren maken de man luid het spreekwoord, niet de vrouw schijnbaar want daar is geen spreekwoord voor gemaakt. Dus voel ik me veilig. 
Mijn jongste zoon is het daar totaal niet mee eens want hij is de modegek van de familie. Hij draagt dan ook de nieuwste en duurste merken aan zijn lijf. En van mij mag hij, want ik hoef het niet te betalen. Het kind woont al lang op zichzelf dus kan hij doen en laten wat hij wil. Al loopt hij in aluminium folie rond.
Het enige nadeel van mijn kledingkeuze is wel, dat als er plotseling iemand in de familie besluit een groot feest te geven ik voor mijn kast sta en daar niets hangt of ligt wat voldoet aan de eisen van een dergelijk feest. Dan raak ik even in paniek en ga snel online shoppen. 
Een groot voordeel van de vooruitgang vind ik dat. 
Nooit meer in een veel te krap pashokje hoeven staan vind ik bepaald geen straf. 
Meer nog ik vind het heerlijk, er ging een wereld voor me open, de eerste keer dat ik via Internet mijn kleding uit ging zoeken.

Alleen kleefde daar ook weer een enorm groot nadeel aan.
Ik raakte niet uitgezocht. Teveel, veel teveel aanbod van de leukste kleding schoof aan mijn ogen voorbij. 
Dus besloot ik meerdere dingen tegelijk te bestellen, en terug te sturen wat niet leuk en lekker zat. Nou dat heeft de buurt geweten. 
Iedere dag stond er wel weer een ronkend busje in de straat die mijn pakjes af moesten geven of op kwamen halen. 
Het ene zat te wijd, het andere te strak, en wat een troep zat er ook tussen. 
Zo heb ik truien en shirts gepast die allemaal van dat doorzichtige materiaal gemaakt waren, dat wil je toch niet? 
Ik wil stevige stof aan mijn lijf, geen materiaal wat al bij de eerste pasbeurt bijna doormidden scheurt.
De lol was er dus snel vanaf en na een week keerde de rust in de straat terug. 
De hele buurt slaakte een zucht van opluchting.
De familie moest het dus maar doen met wat ik had, een oude slobbertrui en spijkerbroek.

Nu voel ik me toch altijd het fijnste in mijn oude kloffie, en dat zie je aan me.
Geef me een mantelpakje met hoge hakken, en ik ben de ongelukkigste mens die er rondloopt.
Of rondwankelt moet ik zeggen, want ik kan niet lopen op die dingen.
En waarom kwellen sommige vrouwen zichzelf met schoenen die je voeten laten schreeuwen van de pijn? 
"Om mooi te zijn", zeggen ze dan. Voor wie, voor een ander? En wat levert je dat dan op? Dat je niet jezelf bent en dat die ander je dus mooi vind om wie je niet bent.
Dat houd je toch nooit vol, een heel leven lang niet jezelf zijn? 
Het mag van mij hoor, maar je doet jezelf zoveel tekort. Er gaat dan zoveel liefde en oprechtheid aan je voorbij.
Ik geniet liever van mensen om me heen die me nemen zoals ik ben. Waarbij ik geen toneel hoef te spelen. Die me ook leuk vinden als ik onopgemaakt en onderuitgezakt op de bank hang in mijn oudste kleren. Die me laten lachen en soms huilen. Meer nog die sámen met me kunnen lachen en huilen.
Dat is echt genoeg voor mij en laat de rest maar "de kleren"
krijgen.









11 januari 2015

Een kleintje

Wat is dat toch dat wij Nederlanders altijd verkleinwoorden gebruiken vaak voor iets dat al klein van zichzelf is.
Een kaboutertje, een elfje, een klein duimpje, een klein kindje.
Dat is toch een overbodige toevoeging zou je zeggen.
Als je uit gaat is het: "Wil je misschien een biertje of een wijntje?"
Als je op de markt loopt hoor je: "Wat een mooi stofje is dit, of wilt u ook een kaasje proeven?"
En in de supermarkt zie je zelfs op de reclameborden staan: "Nu, heerlijke Cherry tomaatjes voor maar 69 euro cent per bakje."
In het verzorgingstehuis hoor je steeds verzorgsters roepen: "Nee mevrouwtje of meneertje, dat gaan we niet doen."
En bij de autodealer gaat het vaak over een prachtig karretje.
Ik vind het inmiddels hilarische proporties aannemen. Nog even en we zeggen het bij alles.
We zeggen al decennia: "Ik neem een koekje bij de koffie, en een snoepje tussendoor."
We eten even een boterhammetje en drinken een glaasje melk erbij.
Ook gaan we 's avonds gezellig een spelletje spelen en met het mobieltje bellen.
Hij is een lulletje rozenwater en zij is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
"Mag ik een teiltje!" roepen we als we iemand bij onze baas horen slijmen.
En we zingen tegen onze kinderen: "Twee emmertjes water halen." En als moeder pannenkoeken bakt zetten we de klompjes bij het vuur.
Het is Sinterklaas kapoentje die iets gooit in ons schoentje.
Of het vrouwtje van Stavoren en het mannetje van de maan.
Er is geen haar op ons hoofd die er aan denkt op een normale volwassen toon met elkaar te communiceren in dit land.
Hij heeft zijn zegje gedaan, en zijn natje en droogje staan al klaar als hij thuis komt.
Hij loopt naar het bankje in het park en spreid zijn krantje uit.
Maar goed ik mag niet klagen want dit landje is ook zo klein, misschien komt het daar wel door.
En kijk ik doe er zelf ook aan mee, dit landje zeg ik automatisch. Maar dat komt door dat liedje van 15 miljoen mensen op dit kleine stukje aarde. Inmiddels zijn het er dan wel exact 16.909.002 miljoen zegt de bevolkingssteller, maar daar gaat ook iedere dag iets bij of vanaf.
We leven dus klein en denken daarom misschien ook in kleine woorden.
Komt er een Canadees ons land binnen roept hij meteen: "Wat een kneuterig landje, en wat een kleine huisjes en "smalle straten hebben jullie hier! En naar hun maatstaven is dat ook zo. Zij wonen 200 kilometer bij de naaste buren vandaan. Daar moeten wij toch niet aan denken hier.
Hun auto's zijn veel groter en hun huizen zijn wat wij hier villa's zouden noemen.
Hoe kan het dan toch dat wij wel in de top 5 van de langste mensen ter wereld op nummer 1 staan?
Met gezonde voeding kan dat volgens mij weinig te maken hebben, als je ziet dat wij ook steeds meer de breedte ingaan door het verkeerde eten.
Eigenlijk zijn wij dus groot en klein tegelijk, dat is wel leuk om te weten. Want een groot volk zijn we zeker als het gaat om bruggen bouwen, en dat bedoel ik niet alleen letterlijk.
Wij kunnen als geen ander volk bruggen bouwen tussen de volkeren die het vaak slechter hebben in de wereld, en dat is toch prachtig om te weten.
Ook de politiek probeert bruggen te bouwen, maar helaas storten die vaak in voordat ze af zijn, maar dat komt omdat ze te groot denken daar in Den Haag.
Ik denk dat ik dus nog maar even klein blijf, dan hoef ik me ook niet meer te ergeren aan al die verkleinwoorden. Tenslotte ben ik zelf letterlijk ook maar een klein mensje met mijn 1.59 cm.